FAQ’s

Wat is de betekenis van de EDPB op maatschappelijk vlak?

Antwoord:

De EDPB verzorgen samen ongeveer 3.600.000 werknemers, komen in 215.000 bedrijven en stellen zelf meer dan 3000 personen (onder bediendencontract) te werk.

Wat is een EDPB?

Antwoord:

Een Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPB) vervult wettelijk en contractueel omschreven taken op het gebied van veiligheid, gezondheid, psychosociale aspecten, arbeidshygiëne, ergonomie en arbeidsgeneeskunde. Een EDPB vormt een aanvulling op de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. De EDPB moeten de juridische vorm aannemen van een VZW.  Er zijn momenteel 10 EDPB.

Is de samenwerking met een EDPB verplicht?

Antwoord:

De rol van de EDPB is in principe aanvullend.

Elke werkgever moet een interne dienst oprichten. Hij moet slechts samenwerken met een EDPB indien bij de interne dienst elementen ontbreken om volwaardig zelf alle wettelijk voorgeschreven opdrachten te kunnen uitvoeren, of de onderneming niet alle deskundigheden in huis heeft.

Theoretisch mag en kan een interne dienst alle opdrachten vervullen als hij over het nodige gekwalificeerde personeel beschikt.

In de praktijk is dit slechts het geval in zeer grote ondernemingen. Elke werkgever dient een oefening te maken waaruit een taakverdeling tussen de interne en de EDPB volgt. De basisgegevens hiervoor moeten opgenomen worden in het “Identificatiedocument”.

Dit document geeft o.a. aan over welke competenties de onderneming zelf beschikt, en welke aanvullende bekwaamheden logischerwijze moeten ingehuurd worden bij een EDPB. Over dit Identificatiedocument geeft het CPBW (comité voor preventie en bescherming op het werk) een advies; het moet ter beschikking zijn van de Inspectie.

De reglementering (nl. het Boek II, titel 1 van de Codex welzijn op het werk), deelt de ondernemingen, wat de bedrijfsgrootte betreft, op in 4 verschillende groepen.

Deze indeling is tevens beïnvloed door de risico’s die aanwezig zijn (cfr. Art. II.1-2 van de Codex welzijn op het werk):

groep A: werkgevers die > 1000 werknemers tewerkstellen;

groep B: werkgevers die tussen 200 en 1000 werknemers tewerkstellen;

groep C: werkgevers die < 200 werknemers tewerkstellen;

groep D: werkgevers die < 20 werknemers tewerkstellen en die zelf de functie van preventieadviseur (PA) vervullen.

In het algemeen is de tussenkomst van een EDPB verplicht in de volgende gevallen:

  1. Voor ondernemingen van om het even welke groep geldt dat zij verplicht zijn een beroep te doen op een EDPB indien zij binnen hun interne dienst géén departement hebben dat belast is met het medisch toezicht. Dit zal dus in praktisch alle ondernemingen het geval zijn.
  2. De ondernemingen van groep C, die binnen hun interne dienst géén preventieadviseur met een opleiding van niveau 1 of 2 hebben aangesteld, moéten de volgende taken en opdrachten door de EDPB laten uitvoeren:
  • bijstand verlenen bij de uitwerking, programmatie, uitvoering en evaluatie van het welzijnsbeleid met inachtneming van de resultaten van het dynamisch risicobeheersingssysteem dat de werkgever zelf moet uitwerken (zie Art. I.2-3 van de Codex welzijn op het werk);
  • wat de risicoanalyse betreft: meewerken aan de identificatie van gevaren, advies verlenen over de resultaten van het vaststellen en nader bepalen van de respectieve risico’s en maatregelen voorstellen om in een permanente risicoanalyse te voorzien;
  • advies verlenen voor het opstellen , uitvoeren en bijsturen van het globaal preventieplan en jaarlijks actieplan;
  • verrichten van onderzoeken op de arbeidsplaats na een arbeidsongeval op de arbeidsplaats met 4 of meer dagen arbeidsongeschiktheid;
  • de opdrachten en taken uitvoeren die krachtens de reglementering moeten uitgevoerd worden om een herhaling van ernstige arbeidsongevallen te vermijden.
  1. In de ondernemingen van de groep D moet de EDPB de hoger beschreven opdrachten en taken steeds waarnemen. Hoewel het merendeel van de ondernemingen dus een beroep moet doen op een EDPB, moet hun interne dienst toch steeds enkele taken en opdrachten i.v.m. preventie zelf uitvoeren (zie Art.II.1-9 , II.1-11 van Codex welzijn op het werk).

Is een aansluiting met meerdere EDPB mogelijk?

Antwoord:

In principe mag een werkgever slechts op één EDPB beroep doen.

Het is derhalve niet mogelijk de verschillende domeinen m.b.t. respect. de arbeidsveiligheid, de arbeidsgezondheid, de ergonomie, de arbeidshygiëne en de psychosociale aspecten van het werk aan verschillende EDPB toe te vertrouwen. Dit is ook logisch: anders zou het voeren van een efficiënt preventiebeleid aanzienlijk worden bemoeilijkt gelet op problemen inzake de coördinatie van de respectieve preventieactiviteiten.

Toch kunnen er situaties zijn waarbij een onderneming verplicht is een beroep te doen op een 2de EDPB. Het is mogelijk dat de afdeling medisch toezicht van een EDPB slechts erkend werd door één van de Gemeenschappen. In dat geval zal deze afdeling medisch toezicht haar activiteiten niet kunnen ontplooien buiten het grondgebied van die Gemeenschap.

De werkgever zal dus – verplicht- een beroep moeten doen op een 2de EDPB indien:

a) er binnen zijn onderneming verschillende technische bedrijfseenheden zijn die op het grondgebied van een andere Gemeenschap gelegen zijn en

b) indien de afdeling medisch toezicht van de EDPB waarop een beroep gedaan wordt, niet over een erkenning door die andere Gemeenschap beschikt. Binnen de technische bedrijfseenheid (-eenheden), gelegen op het grondgebied van de andere Gemeenschap, zal die tweede EDPB dan àlle opdrachten op zich moeten nemen.

Tenslotte kan een werkgever een beroep doen op een andere EDPB voor elke technische bedrijfseenheid die is opgericht. In elke technische bedrijfseenheid voert een enkele EDPB dan het geheel van de opdrachten uit.

Hoe gebeurt de aanstelling van en EDPB en wat komt er bij kijken?

Antwoord:

De modaliteiten van de samenwerking tussen werkgever en EDPB dienen vastgelegd te worden in een overeenkomst van onbepaalde duur.

Boek II, titel 3 van de Codex welzijn op het werk voorziet in een aantal minimale bepalingen (zie Art.II.3-13 van de Codex welzijn op het werk) die deze overeenkomst moet bevatten. Vooraleer een werkgever kan beslissen om een beroep te doen op een EDPB, of om van dienst te veranderen, moet hij voorafgaandelijk het advies inwinnen van het CPBW.

Het is belangrijk te benadrukken dat door het afsluiten van die overeenkomst de werkgever er zich toe verbindt niet enkel die overeenkomst na te leven, maar zeker ook de bepalingen van de wet en de Codex. Er is dus zowel een wettelijke als contractuele context.

Wat indien een werkgever zich bij een andere EDPB wenst aan te sluiten?

Antwoord:

Krachtens Art.II.3-13 van de Codex welzijn op het werk, wordt de overeenkomst tussen een werkgever en een EDPB afgesloten voor onbepaalde duur, maar kan deze, mits naleving van een opzeggingstermijn van minstens 6 maanden, stopgezet worden. Uiteraard geldt deze mogelijkheid ook voor de EDPB.

De opzeggingstermijn gaat dan in op eerste dag van de maand volgend op die waarin de opzegging betekend werd. De opzegging eindigt dan op 31.12 van het lopend kalenderjaar of het daarop volgende kalenderjaar, naargelang het geval.

Kan een EDPB een interne preventieadviseur bijstaan op regelmatige basis?

Antwoord:

De wetgever heeft de ondernemingen onderverdeeld in 4 groepen: A,B, C en D. (lees meer: Art.II.1-2 van de Codex welzijn op het werk) :

Ondernemingen van groep A of B: dit zijn vnl. grotere bedrijven met risicovolle activiteiten zoals bouw-, hout-of metaalbewerking, welke dienen te beschikken over een geschoold PA (niv.1 of 2), en die de meeste taken zelf moeten uitvoeren. Zij kunnen zich hierbij natuurlijk laten bijstaan door een externe PA.

Ondernemingen van groep C en D: bij afwezigheid van een geschoold PA moeten deze ondernemingen zich sowieso voor heel wat taken laten begeleiden door hun EDPB.

C-ondernemingen behoren niet tot de groep A of B en hebben minder dan 200 werknemers.

D-ondernemingen hebben minder dan 20 werknemers: daar vervult de werkgever zelf de functie van PA. De basisgegevens omtrent de taakverdeling tussen een EDPB en IDPB worden opgenomen in het zgn. ”identificatiedocument” dat o.a. aangeeft over welke competenties de onderneming zelf beschikt en welke bekwaamheden dienen ingehuurd bij een EDPB. Dit document dient ter advies voorgelegd te worden aan het CPBW en staat ter beschikking van de Inspectie. Dit Identificatiedocument is iets dynamisch: de inhoud verandert wanneer een onderneming werk wil maken van specifieke thema’s.

Voor KMO’s is het alleszins aan te bevelen dergelijk document op te stellen in overleg met de EDPB.

Wat is de taak van een EDPB?

Antwoord:

In het algemeen kan gesteld worden dat de EDPB de opdrachten uitvoeren van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPB) telkens wanneer een werkgever een beroep doet (moet doen) op een externe dienst.

De welzijnswet zegt dat iedere werkgever een IDPB moet oprichten en dat wanneer deze IDPB niet alle opdrachten die hem krachtens de reglementering zijn opgedragen, kan of wenst uit te voeren, of het bedrijf niet alle deskundigheden in huis heeft, de werkgever een aanvullend beroep moet doen op een EDPB.

In de praktijk houdt dit in dat de EDPB in de groep D alle opdrachten en taken i.v.m. preventie en welzijn zullen uitvoeren. Meer specifiek hebben de taken van de EDPB betrekking op 2 takken van het preventie-en welzijnsgebeuren:

Enerzijds, het risicobeheer van de onderneming ( dit wordt binnen elke EDPB opgevolgd door de afdeling risicobeheersing):

  • De deskundigen verbonden aan het departement Veiligheid ondersteunen de ondernemingen bij het opzetten van het dynamisch risicobeheersingssysteem (taakrisicoanalyses), zij helpen bij de invulling van de verschillende wettelijke verplichtingen (jaarverslag, globaal preventieplan, brandpreventie, veiligheid chemische producten…) en zij verzorgen diverse opleidingen (sensibilisering hiërarchische lijn, training eerste interventieploegen…).
  • Het departement Arbeidshygiëne voert allerlei metingen uit op de arbeidsplaats (metingen van lawaai, stof, trillingen, solventen, omgeving, dosimetrie). De deskundigen verbonden aan deze werkeenheid adviseren de onderneming inzake de chemische en biologische agentia, waarbij ook milieuaspecten mee in rekening worden gebracht in de mate deze een impact hebben op de arbeidsomstandigheden.
  • Het departement Ergonomie werkt samen met de werkgever en de werknemers om de arbeidsomstandigheden in overeenstemming te brengen met de menselijke mogelijkheden. Zulks kan gebeuren op conceptueel vlak (tijdens het ontwerp van een arbeidspost) of op correctief vlak (het aanpassen van een bestaande werksituatie).
  • Het departement Psychosociale buigt zich over de psychosociale belasting te wijten aan de arbeidsomstandigheden en de menselijke verhoudingen op het werk. Zo doen zij voorstellen en begeleiden zij processen ter preventie van psychosociale risico’s en behandeling van grensoverschrijdend gedrag als pesten en osgw. Er wordt ook aandacht besteed aan allerlei verslavingsproblemen m.b.t. alcohol, drugs, roken. De wet zegt dat er binnen de afdeling risicobeheersing een werkeenheid Arbeidsgeneeskunde moet zijn die vooral een interne functie heeft. De medewerkers van deze eenheid vervullen een brugfunctie tussen de afdelingen medisch toezicht en risicobeheer en zijn bijv. inzetbaar voor de ondersteuning van multidisciplinaire risicoanalyses.

Anderzijds, het gezondheidstoezicht van de onderneming (dit wordt binnen elke EDPB opgevolgd door de afdeling medisch toezicht). Concreet gaat het om: de medische onderzoeken (voorafgaande gezondheidsbeoordeling, periodieke gezondheidsbeoordeling, onderzoek bij werkhervatting, voortgezet gezondheidstoezicht, gezondheidstoezicht van definitief arbeidsongeschikte werknemers met het oog op hun reïntegratie, spontane raadplegingen, ..); de inentingen; het verstrekken van adviezen i.v.m. algemene hygiëne, de preventie van beroepsziekten en arbeidsongevallen, de bescherming tegen schadelijke agentia, de moederschapsbescherming, de organisatie van eerste hulp bij ongevallen).

Wat is het beleidsadvies?

Antwoord:

De externe PA heeft de verantwoordelijkheid om, binnen 5 jaar na de datum van het aansluitingscontract, een gemotiveerd beleidsadvies af te leveren over het preventiebeleid van de werkgever in de ondernemingen categorie C- en D (Art.II.3-16§1 van de Codex welzijn op het werk).

Dit advies heeft betrekking op het preventiebeleid van de onderneming, en het gaat om een advies dat de EDPB aan de werkgever richt. De inhoud en modaliteiten van dit beleidsadvies staan bepaald in een bijlage van de betreffende titel van de Codex.

Inhoudelijk zijn de voornaamste kenmerken van het beleidsadvies:

  • een beeld geven van de risico’s in de onderneming, gebaseerd op de RA en de vaststellingen van de door de EDPB verrichte taken
  • het is een diagnose van het preventiebeleid in de onderneming
  • het doel is ook te informeren en/of documenteren over goede praktijken of aangepaste praktische hulpmiddelen en tools.

De vorm van het beleidsadvies ligt echter niet vast en kan dus van EDPB tot EDPB verschillen. Dit advies moet minstens 3-jaarlijks worden geactualiseerd.

Op te merken valt dat dit advies zich op een hoger niveau situeert dan concrete adviezen over bijvoorbeeld een machine of over blusapparaten: dit zijn praktische adviezen, geen beleidsadviezen.

Gemotiveerd betekent dat het advies gesteund moet zijn op effectieve vaststellingen aangaande het preventiebeleid van de onderneming, en dit onder voorbehoud van het bestaan van een risicoanalyse. Algemene, en zelfs sectorale, adviezen zijn daarentegen gebaseerd op de ervaring en de kennis van een bepaalde sector.

Wij beklemtonen dat het beleidsadvies geen risicoanalyse is.

Welke aansprakelijkheid hebben de EDPB?

Antwoord:

Men moet onderscheid maken tussen de burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de EDPB.

De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de EDPB kan ter sprake komen indien de volgende elementen aanwezig te zijn:

1) een fout (bijv.: laattijdig of onvolledig uitvoeren van een voorgeschreven medisch onderzoek, vergissing in de beoordeling van de geschiktheid van een werknemer om een bepaalde arbeidspost verder te bezetten, …);

2) schade (bijv.: inkomstenschade, schade voor revalidatie van slachtoffer arbeidsongeval, begrafeniskosten bij een dodelijk arbeidsongeval …);

3) een causaal verband tussen (1) en (2): de Belgische rechtspraak past in dit verband de “equivalentietheorie” toe. Er bestaat een causaal verband indien zonder een bepaalde fout, de schade, in de concrete situatie, zich niet of niet op dezelfde wijze, zou hebben voorgedaan. Dit houdt tevens in dat de schade géén rechtstreeks gevolg moet zijn van de fout. De bewijslast berust bij het slachtoffer (burgerlijke partij) dat vergoeding vordert.

Wat betreft de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de EDPB: de EDPB (maar in beginsel ook de betrokken PA’s !!) kan aangesproken worden op basis van enerzijds Art. 418 e.v. van het Strafwetboek (= klassiek strafrecht) en van Art.127,2° van het Sociaal Strafwetboek anderzijds.

Art.418 SWB luidt: “Schuldig aan onopzettelijk doden of aan onopzettelijk toebrengen van letsel is hij die het kwaad veroorzaakt door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, maar zonder het oogmerk om de persoon van een ander aan te randen.” Dit betekent m.a.w. dat een EDPB in principe vatbaar is voor  strafrechtelijke vervolging wanneer:

a) er in hoofde van de EDPB een fout wordt vastgesteld;

b) er door die fout schade wordt berokkend;

c) er een causaal verband bestaat tussen (a) en (b).

Belangrijk: het is het auditoraat dat het bewijs moet leveren van het oorzakelijk verband. De rechter beoordeelt dit oorzakelijk verband soeverein, in functie van de feiten. De beoordeling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een EDPB of PA behoort tot de bevoegdheid van de correctionele rechtbank, onderdeel van de rechtbank van 1ste aanleg. Het is duidelijk dat deze bewijsvoering niet gemakkelijk is, en moet rekening houden met alle omstandigheden van het concrete geval, een voldoende inzicht in de concrete context waarin de PA, en , bij uitbreiding, de EDPB, moet werken. Tevens dient onderstreept te worden dat de EDPB t.a.v. hun cliënteel geenszins een politionele bevoegdheid, doch enkel een adviserende bevoegdheid hebben.

Art.127,2° van het Sociaal Strafwetboek houdt in dat zowel de EDPB als de externe PA strafrechtelijk kunnen vervolgd worden zonder dat er sprake is van enig schadegeval: de loutere overtreding van de welzijnsreglementering volstaat. Het gaat om een algemene strafbaarstelling: er is nergens bepaald welke feiten strafbaar gesteld zijn.

Welke reglementering is van toepassing op de interne werking van de EDPB?

Antwoord:

M.b.t. de interne werking van de EDPB moet zeker verwezen worden naar het Hoofdstuk IV van Boek II, titel 3 van de Codex welzijn op het werk.

Aan welke voorwaarden moet een EDPB voldoen?

Antwoord:

Er zijn er verschillende. Vermelden wij hier de voornaamste.

Een EDPB dient onder de vorm van een VZW te worden opgericht, en is dus onderworpen aan de wetgeving betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.

De statuten van een EDPB moeten verplicht een aantal vermeldingen bevatten.

De EDPB mag géén enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen waar zij  haar opdrachten vervult.

Naast de klassieke organen waarover elke VZW dient te beschikken (bestuur, algemene vergadering…), dient elke EDPB een persoon te belasten met het beheer en de leiding van de dienst, beschikt elke EDPB over een paritair (werkgevers/werknemers) samengesteld Adviescomité en zijn er binnen elke EDPB twee afdelingen die beide geleid worden een directeur , waarvan één belast met risicobeheersing, en één met het medisch toezicht.

Elke EDPB dient erkend te zijn. De globale erkenning van  een EDPB  is een federale bevoegdheid. De afdelingen medisch toezicht van de EDPB moeten bovendien erkend worden door de bevoegde Gemeenschap. Eén van de voorwaarden om een federale erkenning te krijgen is de verplichting een kopie van de erkenning  van de afdeling medisch toezicht door de bevoegde Gemeenschap(pen) voor te leggen.

Elke EDPB is verplicht een tariefregeling vast te leggen voor de door haar te vervullen opdrachten en die aan de Minister van Werk mee te delen. Die tariefregeling moet rekening houden met de aan de EDPB opgelegde forfaitaire minimumbijdragen gelet op de door de betrokken preventieadviseurs geleverde prestaties.

Wat zijn de grenzen van de bevoegdheid van de EDPB?

Antwoord:

De EDPB zijn verplicht de opdrachten die het voorwerp uitmaken van de overeenkomst met hun klant zelf uit te voeren. Zelf uitvoeren wil zeggen:

  • dat de EDPB de aangenomen opdrachten niet verder in onderaanneming kan uitbesteden.
  • dat de competentie van de EDPB in principe beperkt is tot de 1ste en de 2de lijnpreventie.

Voor specifieke problemen die een bijzondere deskundigheid vereisen die niet aanwezig is in de EDPB, kan zowel de werkgever als de IDPB een beroep doen op andere daartoe gespecialiseerde instellingen of diensten. En daar waar de EDPB de IDPB aanvult, kan de EDPB dat ook. Dit was overigens de wens van de wetgever vermits in hoofde van de afdeling medisch toezicht het beroep doen op gespecialiseerde instanties uitdrukkelijk is voorzien. Het is alleszins aangewezen om in de overeenkomst werkgever /EDPB de mogelijke tussenkomst van derdelijnsinstanties te voorzien, zeker als daar een supplementair prijskaartje aan verbonden is.

De werkgever kan voor specifieke problemen, die een bijzondere deskundigheid vergen die niet verplicht aanwezig is in de EDPB, een beroep doen op andere instellingen die gespecialiseerd zijn in de gewenste materie, op voorwaarde dat zulks beschreven staat in het jaarlijks actieplan.

Wie is preventieadviseur in een EDPB en aan welke opleidingsvoorwaarden moet hij of zij voldoen?

Antwoord:

De EDPB bestaat uit twee afdelingen, nl. de een afdeling belast met risicobeheersing die multidisciplinair is samengesteld, en een afdeling belast met het medisch toezicht.

De afdeling belast met risicobeheersing bestaat uit preventieadviseurs die deskundig zijn op het gebied van: – de arbeidsveiligheid – de arbeidsgeneeskunde – de ergonomie – de bedrijfshygiëne – de psychosociale aspecten van de arbeid, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. De opleidingsvoorwaarden die gelden t.a.v. deze preventieadviseurs staan omschreven in het Art.II.3-30 §1 van de Codex welzijn op het werk.

De afdeling belast met het medisch toezicht bestaat uit preventieadviseurs-arbeidsartsen die bijgestaan worden door verplegend en administratief personeel.

Wat is het statuut van een externe preventieadviseur?

Antwoord:

Wat de preventieadviseurs betreft gaat de wet uit van de noodzaak van een duurzame samenwerking tussen de EDPB en de werkgever. De bedoeling is dat dezelfde onderneming zoveel mogelijk beroep doet op dezelfde preventieadviseurs. Deze voorwaarde wordt geacht vervuld te zijn wanneer de preventieadviseur een arbeidsovereenkomst heeft met de EDPB.

Het beginsel zelfde onderneming, zelfde team preventieadviseurs, is expliciet bevestigd in het Boek II, titel 3 van de Codex welzijn op het werk. De preventieadviseurs vervullen hun opdracht in volledige onafhankelijkheid t.a.v. de werkgever en de werknemers. Zij zijn ook onafhankelijk t.a.v. het bestuur van de EDPB zelf. Wanneer een preventieadviseur bij een aangesloten bedrijf niet langer het vertrouwen geniet, of wanneer diens onafhankelijkheid of bekwaamheid in het gedrang komt, dan moet de EDPB deze preventieadviseur vervangen, als het Comité de werkgever hierom verzoekt. De werkgever van het aangesloten bedrijf meldt dit aan de dienst, en deze moet het Adviescomité op de hoogte brengen. Immers: het Adviescomité van de EDPB speelt een beslissende rol op het vlak van de aanwerving, vervanging of verwijdering van elke preventieadviseur afzonderlijk.

Wat is de rol van een preventieadviseur-arbeidsarts?

Antwoord:

Het takenpakket van de preventieadviseurs-arbeidsartsen heeft betrekking op:

  • de medische onderzoeken (voorafgaande gezondheidsbeoordeling, periodieke gezondheidsbeoordeling, onderzoek bij werkhervatting, voortgezet gezondheidstoezicht, gezondheidstoezicht van definitief arbeidsongeschikte werknemers met het op hun reïntegratie, spontane raadplegingen…)
  • de inentingen;
  • het verstrekken van adviezen i.v.m. de algemene hygiëne, preventie van beroepsziekten en arbeidsongevallen, bescherming tegen schadelijke agentia, moederschapsbescherming, organisatie eerste hulp bij ongevallen;

Arbeidsgeneeskunde legt zich toe op de preventie van primaire en secundaire preventie van gezondheidsschade.

Hieraan is een collectief én een individueel aspect verbonden. Het uitgangspunt is immers de risicoanalyse verricht op verschillende niveaus in de onderneming in overleg met de preventieadviseur-arbeidsarts: het identificeren van gevaren, het evalueren van risico’s en het voorstellen van beheersmaatregelen.

De preventieadviseur-arbeidsarts is enerzijds in staat op basis van de risicoanalyse te bepalen wie onderworpen is aan het gezondheidstoezicht. Het toekennen van risico’s geschiedt dus collectief.

Anderzijds betreft gezondheid het fysisch, psychisch en sociaal welzijn van een individu. Het is de opdracht van de preventieadviseur-arbeidsarts om de collectieve bevindingen  en maatregelen te toetsen  en ev. bij te sturen op het individueel vlak.

In dit verband is het persoonlijk contact tussen de preventieadviseur-arbeidsarts en de werknemer van essentieel belang. Het komt er op aan de schaarse beschikbare middelen te besteden aan de hoogste noden en dit kan van bedrijf tot bedrijf verschillen. Vandaar dat de mogelijkheid tot een individueel medisch contact tussen de werknemer en de preventieadviseur-arbeidsarts zo ruim mogelijk dient te zijn.

Vertrekkend van de vertrouwensrelatie met de werknemer en diens individuele problemen, kan de preventieadviseur-arbeidsarts zowel op individueel als op collectief vlak de nodige acties ondernemen. De preventieadviseur-arbeidsarts heeft hiertoe slechts één middel ter beschikking: de gezondheidsbeoordeling van de werknemer.

Wat is een preventieadviseur psychosociale aspecten en wat is zijn rol?

Antwoord:

Alle ondernemingen en organisaties die onder het toepassingsgebied vallen van de welzijnswet, zijn verplicht om een preventiebeleid te voeren inzake het psychische welzijn. Derhalve moeten zij preventiemaatregelen plannen en uitvoeren ter voorkoming van psychosociale belasting door het werk.

De preventieadviseur-psychosociale aspecten (interne of externe) speelt een essentiële rol bij de planning en uitvoering van deze preventiemaatregelen.

Bondig samengevat heeft deze preventieadviseur de volgende taken:

Wat betreft de adviesverlening:

– advies geven over de risicoanalyse en preventiemaatregelen.

– advies geven over de gespecialiseerde diensten en instellingen die hulp bieden aan slachtoffers.

Wat betreft de behandeling van individuele gevallen:

– Het uitvoeren van de interne informele procedure: net zoals de vertrouwenspersoon moet de preventieadviseur psychosociale niet enkel raad geven en opvang bieden, maar kan hij in voorkomend geval op informele wijze deelnemen aan het zoeken naar een oplossing.

– Het uitvoeren van de interne formele procedure (m.i.v. het ontvangen van de met redenen omklede klacht en de getuigenverklaringen).

– Het voorstellen van passende maatregelen aan de werkgever.

– Met het akkoord van de aanklager een beroep aantekenen bij de Inspectiediensten wanneer de werkgever verzuimt passende maatregelen te treffen of wanneer de ontoelaatbare feiten doorgaan of herbeginnen nadat deze maatregelen werden getroffen.

– Aan de werkgever mededelen wie de ontslagbescherming geniet.

Wat betreft het administratief luik:

Wanneer een met redenen omklede klacht is ingediend: het samenstellen en bijhouden van het individueel klachtendossier. De pertinente gegevens van de door de preventieadviseur psychosociale behandelde incidenten dienen medegedeeld aan de preventieadviseur van de interne dienst met het oog op de aanvulling van het jaarverslag van de interne preventiedienst.

Wat is een risicoanalyse en wie moet die maken?

Antwoord:

De risicoanalyse is de basis van elke preventie op het werk. De uitvoering van een risicoanalyse omvat de volgende elementen:

1.De identificatie van het gevaar voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Zo moeten gevaarlijke eigenschappen van voorwerpen, stoffen… gezocht worden in:

o gebouwen, situaties;

o beschikbare ruimtes met hun inrichting;

o horizontaal en verticaal transport;

o processen (gebruikte agentia, machines en alle arbeidsactiviteiten);

2. Het nagaan onder welke omstandigheden er schade of andere kwalijke gevolgen kunnen ontstaan voor de werknemers. In het kader van de preventie interpreteren wij ‘schade’ breed. Het gaat om àlle schadegevallen: naast de klassieke arbeidsongevallen en beroepsziekten betreft dit dus ook arbeidshinder en beroepsgebonden aandoeningen. Dit impliceert het in kaart brengen van de risico’s voor het welzijn van de werknemers: een risico is in feite de kans op schade aan de gezondheid.

  • Er zijn collectieve risicofactoren: dit zijn de risico’s die voorkomen – op het niveau van de arbeidsprocessen en de organisatie van het werk in zijn geheel en – op het niveau van een groep van werkposten Voorbeeld: chemische, fysische, biologische factoren, de arbeidsrelaties, de arbeidsvoorwaarden.
  • Er zijn individuele risicofactoren (vb: inspanning, zwangerschap, ziekte..). Een risicoanalyse is te onderscheiden van de meting van blootstelling aan schadelijke stoffen.

Opdat een risicoanalyse optimaal zou zijn, dient zij een samenspel te zijn van:

    • Een procesanalyse door deskundigen: hier spelen de preventieadviseurs van de EDPB een cruciale rol. Deze analyse omvat grosso modo de volgende fasen:
    • De identificatie en bestudering van het arbeidsproces. Deze informatie dient geactualiseerd van zodra zich een verandering in het arbeidsproces voordoet.
    • De analyse van de arbeidssituaties in gebouwen en ruimtes : op basis hiervan is het mogelijk een inventaris op te maken van gevaarlijke situaties en processen.
    • Een participatieve analyse: dit is een analyse die steunt op de deskundigheid en ervaring van de werknemers zelf. Werknemers zijn meestal op de hoogte van parallelle informatie die niet aan de oppervlakte komt door observaties, metingen en andere expertsystemen. Het is belangrijk te weten hoe de werknemers de bestaande risico’s bekijken: dit bepaalt immers de wijze waarop ze omgaan met risico’s. Kortom, de participatieve risicoanalyse komt er op neer dat werknemers actief en systematisch betrokken worden bij de risicoanalyse. 

De EDPB worden geacht actief mee te werken aan het opstarten, uitvoeren en updaten van de risicoanalyse in de ondernemingen van categorie C of D. Dit houdt niet in dat de EDPB de risicoanalyse moet uitvoeren. De formulering “actief meewerken aan” betekent noch “het initiatief nemen tot”, noch “het uitvoeren van”, noch “verantwoordelijk zijn voor”. Het is en blijft aan de werkgever om het initiatief te nemen tot het uitvoeren van de risicoanalyse en het is de werkgever die eindverantwoordelijke blijft voor de opmaak van de risicoanalyse. Behoudens wanneer iets anders is overeengekomen in de aansluitingsovereenkomst zal de EDPB de risicoanalyse dus niet gaan uitvoeren. In hoofde van de EDPB berust wat betreft de uitvoering van de hun wettelijk omschreven taken en opdrachten een middelenverbintenis, dit betekent dat de EDPB naar best vermogen handelen bij de uitvoering van hun adviserende functie. De EDPB zal deze adviesfunctie best wel proactief moeten invullen. Dat impliceert dat de EDPB op eigen initiatief de werkgever moet wijzen op de noodzaak om bepaalde preventiemaatregelen toe te passen wanneer uit de aard van het risico overduidelijk blijkt dat deze preventiemaatregel noodzakelijk is.

Het “actief meewerken aan het opstarten van de risicoanalyse” betekent dan concreet:

  • De EDPB gaan de werkgever schriftelijk informeren over en, wanneer het noodzakelijk is, schriftelijk herinneren aan zijn verantwoordelijkheden en verplichtingen op het vlak van de risicoanalyse.
  • De EDPB stellen de werkgever informatie en hulpmiddelen ter beschikking voor de opstart van de risicoanalyse.
  • De EDPB nodigen de werkgever uit op informatiesessies en/of opleidingen aangaande het thema risicoanalyse.

Het “actief meewerken aan het uitvoeren van de risicoanalyse” betekent dan concreet:

  • De EDPB stellen de werkgever informatie en hulpmiddelen ter beschikking in verband met de uitvoering van de risicoanalyse.
  • De EDPB nodigen de werkgever uit op informatiesessies en/of opleidingen aangaande het thema risicoanalyse.
  • De EDPB verstrekken aan de werkgever informatie over risico’s: deze informatie verzamelen de EDPB tijdens bedrijfsbezoeken en individuele contacten met werknemers, met de daaraan gekoppelde schriftelijk en op de werkvloer toegespitste geadviseerde preventiemaatregelen.

Het “actief meewerken aan het updaten van de risicoanalyse” betekent dan concreet: de EDPB verstrekken aan de werkgever informatie over risico’s: deze informatie verzamelen de EDPB tijdens bedrijfsbezoeken en individuele contacten met werknemers, met de daaraan gekoppelde schriftelijk geadviseerde (en eventueel bijkomende) preventiemaatregelen.

Wat is een globaal preventieplan en wie stelt het op?

Antwoord:

Dit plan stelt het programma vast van de te ontwikkelen en toe te passen preventieactiviteiten. De werkgever stelt dit plan op in overleg  met de leden van de hiërarchische lijn en de preventiedienst. Tevens wint de werkgever het advies in van het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk. Overigens moet elke wijziging of aanpassing van het globaal preventieplan ter advies worden voorgelegd aan het Comité.

Het globaal preventieplan omvat de volgende elementen:

a) de resultaten van de identificatie van de gevaren en de vaststelling, nadere bepaling en evaluatie van de risico’s;

b) de vast te stellen preventiemaatregelen.

c) de te bereiken prioritaire doelstellingen.

d) de activiteiten en opdrachten die moeten verricht cq. uitgevoerd worden om deze doelstellingen te bereiken;

e) de opdrachten, verplichtingen en middelen van alle betrokken personen.

f) de wijze waarop dit plan wordt aangepast aan gewijzigde omstandigheden.

g) de criteria voor de evaluatie van het beleid inzake het welzijn van de werknemers.

Wat is een jaarlijks actieplan en wie stelt het op?

Antwoord:

Om de uitvoering van het globaal preventieplan niet aan het toeval over te laten, en een systematische opvolging ervan mogelijk te maken, moet de werkgever zorgen voor een jaarlijks actieplan. Dit plan is eigenlijk een opsomming van de acties die in de loop van het werkjaar zullen genomen worden op het vlak van preventie en welzijn.

In grote lijnen moet dit plan betrekking hebben op:

  • De prioritaire doelstellingen m.b.t. het preventiebeleid van het volgend dienstjaar.
  • De middelen en methoden om deze doelstellingen te bereiken.
  • De opdrachten, verplichtingen en middelen van alle betrokken personen;
  • De aanpassingen die aan het globaal preventieplan dienen aangebracht ingevolge:

– gewijzigde omstandigheden;

– ongevallen en incidenten;

– het jaarverslag van de interne preventiedienst;

– de adviezen van het CPBW.

Welke tariefregeling passen de EDPB toe?

Antwoord:

De minimumtariefregeling die nu van toepassing is op de prestaties van de EDPB is reglementair bepaald, zie Art. II.3-15, §§ 1 en 2 van de Codex.

Elke EDPB is verplicht een tariefregeling vast te leggen voor de door haar te vervullen opdrachten. Die tariefregeling moet rekening houden met de eerder vermelde wettelijk vastgelegde minimumtariefregeling. Op basis van hun hoofdactiviteit, en hun grootte, zijn de werkgevers in de wettelijke regeling als volgt ingedeeld:

  • er zijn vijf tarieven voor bedrijven met meer dan 5 werknemers,
  • en vijf verlaagde tarieven voor bedrijven met 5 of minder werknemers.

Let wel: het gaat om minimumtarieven! Het is derhalve nog steeds mogelijk dat een externe dienst hogere tarieven hanteert. De tarieven zijn gekoppeld aan de hoofdactiviteit van de werkgever zoals bepaald in een bijlage bij het KB Externe Diensten: louter ten informatieve titel worden hierbij ook de NACE-codes voor de RSZ aangegeven.

De hoofdactiviteit is de activiteit die door het grootste aantal werknemers van die werkgever wordt uitgevoerd, en is terug te vinden in de KBO-databank. Als uitgangspunt voor de berekening van de bijdragen geldt de hoofdactiviteit van de juridische entiteit, aangezien de overeenkomst met de externe dienst in principe wordt gesloten met de werkgever als juridische entiteit. Ook als de juridische entiteit bestaat uit verschillende technische bedrijfseenheden, dient men in principe hetzelfde tarief te hanteren voor alle werknemers van de juridische entiteit: het tarief is immers gekoppeld aan de hoofdactiviteit van de werkgever (juridische entiteit).

Voor werkgevers van groep A (+ 1000 werknemers, of zeer hoge risico’s), B (+500 werknemers of hoge risico’s), en C+ (minder dan 200 werknemers, en waarbij de preventieadviseur minstens beschikt over een aanvullende vorming van niveau II) is geen basispakket vastgelegd. Voor deze bedrijven geldt dat het bedrag van de forfaitaire minimumbijdrage wordt omgezet in preventie-eenheden die door de werkgever kunnen worden opgenomen via prestaties vanwege de externe dienst. Een preventie-eenheid bedraagt 150 €: dit bedrag houdt rekening met de gemiddelde kostprijs per door het personeel van een externe dienst gepresteerd uur (totale loonkost en overheadkosten, zoals ondersteunende diensten, werkingskosten, ICT, enz., inbegrepen). Voor het aanrekenen van de prestaties van het personeel van de externe dienst worden nader in de Codex bepaalde wegingsfactoren toegepast.

Welke beginselen zijn van toepassing op de werking van een EDPB?

Antwoord:

Als voornaamste beginselen kunnen wij vermelden:

Beschikken over voldoende financiële draagkracht:

Krachtens de wet moet elke EDPB beschikken over de nodige materiële, technische, wetenschappelijke en financiële middelen om steeds zijn opdrachten volledig en efficiënt te kunnen uitvoeren. Het bestuur van de EDPB stelt deze middelen vast.

De welzijnswet eist immers dat de EDPB hun takenpakket in eigen beheer uitvoeren en dus beschikken over de nodige kerncompetenties om op courante vragen en antwoorden van de aangesloten ondernemingen en hun werknemers te kunnen ingaan. Een “holle doos” structuur waarbij de EDPB een louter formele organisatie zou zijn die het grootste deel van de activiteiten uitbesteedt aan gespecialiseerde derden, is dan ook onmogelijk, en zelfs uitdrukkelijk verboden door de Codex. De enige uitzondering hierop is dat de Afdeling medisch toezicht voor specifieke prestaties beroep kan doen op gekwalificeerd personeel dat niet tot de dienst behoort.

Voeren van een afzonderlijke boekhouding :

Krachtens de bestaande reglementering moet elke EDPB een afzonderlijke boekhouding opstellen voor de afdeling medisch toezicht en risicobeheer.

Herinvesteren overschot financiële middelen:

Vermits de EDPB VZW’s zijn dient elk eventueel overschot aan financiële middelen te worden herinvesteerd. De wet bepaalt wat met het batig saldo moet gebeuren:

  • ofwel dient het om wetenschappelijk onderzoek te financieren mb.t. het welzijn van de werknemer op het werk;
  • ofwel moeten hiermee specifieke actieprogramma’s worden ontwikkeld met een preventief karakter, bruikbaar voor specifieke ondernemingen of instellingen of voor een bepaalde sector;

De Voorzitter van het bestuur moet de jaarrekeningen van de dienst voorleggen aan het Adviescomité; dit financieel jaarverslag moet dan nog aangevuld worden door het schriftelijk rapport van de bedrijfsrevisor.

Wie oefent de leiding uit over een EDPB?

Antwoord:

Aangezien elke EDPB een VZW is en moet zijn, zijn het bestuur en de algemene vergadering de ultieme beslissingsinstanties. Naast de bevoegdheden waarover het bestuur sowieso beschikt uit hoofde van de wetgeving op de VZW’s, heeft dit orgaan krachtens de Codex een aantal specifieke bevoegdheden:

– aanduiding van de preventieadviseurs, vervanging en ontslag van preventieadviseurs;

– voorleggen van de jaarrekening aan het Adviescomité;

– samen met de persoon belast met de leiding van de dienst, een aantal documenten ter beschikking houden van de leden van het Adviescomité;

– aanstellen van de persoon belast met de leiding van de dienst;

– bepalen over welke technische, wetenschappelijke en financiële middelen de externe dienst moet beschikken;

Aan het hoofd van de EDPB wordt een persoon geplaatst die de eindverantwoordelijkheid draagt en uitsluitend verantwoording is verschuldigd aan het bestuur. Deze persoon wordt meestal “de algemeen directeur” genoemd. Deze algemeen directeur is een aangestelde van het bestuur.

Deze algemeen directeur moet aan een aantal voorwaarden voldoen:

– hij of zij moet houder zijn van een universitair einddiploma of van een einddiploma van hoger onderwijs van universitair niveau (waaruit blijkt dat de deskundigheidsvereisten waarvan sprake in Art.II.3-30 van de Codex welzijn op het werk ivm hoedanigheid voldaan zijn).

– hij of zij moet beschikken over een aangepaste wetenschappelijke en beroepservaring om de EDPB met de nodige deskundigheid te kunnen leiden.

– hij of zij moet met de EDPB waarover hij of zij de leiding heeft, verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, en binnen die dienst een voltijdse functie uitoefenen.

De Codex (Art.II.3-26) somt de bevoegdheden van de algemeen directeur op. Naast deze bevoegdheden, kan het bestuur nog andere bevoegdheden delegeren voor zover dat niet in strijd is met de bevoegdheden die zijn toegekend aan de directeur van de afdeling medisch toezicht en de afdeling risicobeheer.

Wat is de impact van de sociale partners op de werking van de EDPB?

Antwoord:

Op het niveau van elke individuele EDPB zijn de sociale partners vertegenwoordigd in het Adviescomité. De bevoegdheden van dit Adviescomité zijn eveneens reglementair geregeld (Art.II.3-23 van de Codex welzijn op het werk). In het algemeen kan gesteld worden dat het Adviescomité:

  • voor een aantal zaken een recht op informatie heeft;
  • voor een aantal zaken het recht heeft om adviezen te geven;
  • voor een aantal belangrijke aangelegenheden zelfs een voorafgaand akkoord dient te geven.

In principe vergadert het Adviescomité vier keer per jaar. Aangezien het Adviescomité gehecht is aan de dienst, is het ook de dienst die zorgt voor de afspraken inzake datum, uur en vergaderplaats. Een reglement van inwendige orde zal interne afspraken omtrent de praktische modaliteiten vastleggen.

Op federaal –nationaal- niveau zetelen de sociale partners in de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk. Dit is een federaal sociaal overlegorgaan waar de sociale partners advies uitbrengen omtrent elke nieuwe, of aan te passen, reglementering inzake preventie en welzijn. Co-Prev is hier eveneens vertegenwoordigd als expert.

 Waar vind ik informatie ivm het wetgevend en reglementair kader waarin de EDPB werken?

Antwoord:

Voor bijkomende informatie over de toepasselijke wetgeving (maar ook ivm evenementen, statistieken, opleidingen, campagnes) kan u terecht bij:

 Wat is de territoriale bevoegdheid van de Belgische EDPB?

Antwoord:

Algemeen principe:

De EDPB zijn bevoegd voor het volledige Belgische grondgebied. Aangezien een EDPB een federale erkenning bezit die een territoriale bevoegdheid inhoudt voor hooguit het Belgische grondgebied, is het een EDPB in principe niet toegestaan activiteiten uit te oefenen in het buitenland.

Wat wordt onder het ‘grondgebied’ begrepen:

Juridisch omvat het begrip ‘grondgebied’:

a) het landsgedeelte

b) de binnenwateren

c) de nationale waterwegen

d) de kanalen

e) het luchtruim

Uitzondering op het principe:

Volgens de administratie van de FOD WASO is het voor een Belgische EDPB mogelijk het medisch onderzoek te laten uitvoeren in een ander EU-land:

* wanneer het om pragmatische redenen occasioneel niet haalbaar is om het gezondheidstoezicht in België te laten plaatsvinden

* mits een akkoord tussen alle betrokken partijen (werkgever, werknemer, externe dienst).

Er zijn ook enkele specifieke situaties:

a) gebouwen die deel uitmaken van een Belgische diplomatieke vertegenwoordiging (“zending”) in het buitenland;

b) de zeeschepen

c) de boorplatforms

d) de vliegtuigen

Vallen de EDPB onder het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn?

Antwoord:

De EDPB vallen buiten het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn (richtlijn 2006/123/EG).

De EDPB maken immers deel uit van de wetgeving welzijn op het werk dat een wetgeving van arbeidsrecht is.

Wetgeving ivm arbeidsrecht is, volgens de dienstenrichtlijn, expliciet uitgesloten van de toepassing van de richtlijn.

Met welke andere actoren inzake preventie en welzijn op het werk, werkt Co-Prev samen?

Antwoord:

Co-Prev werkt o.a. samen met:

  • De FOD WASO (Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg), meer bepaald:

–  enerzijds de afdeling HUA (humanisering van de arbeid) is de administratie bevoegd voor de voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake het welzijn op het werk en de sensibilisering van de sociale en economische actoren inzake de humanisering van de arbeid.

– anderzijds de afdeling TWW (toezicht op het welzijn op het werk) is de administratie die zich richt op het op permanente wijze verbeteren van het welzijn van de werknemers en de uitvoering van de beleidslijnen inzake welzijn , door het vervullen van een raadgevende, preventieve en repressieve rol.

  • FEDRIS (Federaal agentschap voor beroepsrisico’s): is een openbare instelling van sociale zekerheid en maakt deel uit van de Belgische federale overheid. Het agentschap is in 2017 ontstaan uit de fusie van het Fonds voor arbeidsongevallen en van het Fonds voor de beroepsziekten. Fedris staat onder toezicht van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. FEDRIS draagt als paritair beheerde openbare instelling van sociale zekerheid actief bij tot de bescherming en bevordering van de gezondheid voor werknemers in het arbeidsmilieu, en zulks zowel op het vlak van preventie, de correcte vergoeding van schade met een professionele oorsprong, als van beroepsherinschakeling en controle van de correcte toepassing van de wetgeving over beroepsrisico’s.

 

  • De KSZ (Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid) : is belast met het leiden en organiseren van en het machtigen tot de uitwisseling van sociale gegevens tussen de sociale gegevensbanken. De organisatie coördineert daarenboven de betrekkingen tussen de instellingen van sociale zekerheid onderling en tussen deze instellingen en het Rijksregister.

De Kruispuntbank is belast met het inzamelen bij de instellingen van sociale zekerheid, het opslaan en het verwerken van de sociale gegevens die betrekking hebben op de identificatie van de personen en die verscheidene instellingen van sociale zekerheid nodig hebben voor de toepassing van de sociale zekerheid. In de context van Co-Prev gaat het meer bepaald over het opslaan en verwerken van persoonsgegevens van de werknemers die tewerkgesteld zijn bij de werkgevers aangesloten bij de EDPB, waar dit nodig is voor de uitvoering van de wettelijke taken en opdrachten.

  • Constructiv: sedert 2011 werkt Co-Prev nauw samen met het preventie instituut van de bouwsector, Constructiv. Het opzet van de samenwerking is om samen projecten in te vullen die gericht zijn op de activering van gemeenschappelijke projecten in de bouwsector, in het bijzonder de bevordering van de veiligheids-en gezondheidssituatie van de werknemers in de bouwondernemingen, met een focus op de kleine ondernemingen.
  • ViGez: sedert 2015 werken Co-Prev en het ViGez (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en ziektepreventie) nauw samen op het vlak van de gezondheidsbevordering in het bedrijfsleven. Het uitgangspunt is dat gezondheidsbevordering op het werk een cruciale rol vervult bij de maatschappelijk-politiek gedefinieerde doelstelling rond langer en gezond werken.
  • Logo’s: sedert 2015 werkt Co-Prev samen met de LOGO’s (Lokaal GezondheidsOverleg) ter bevordering van de gezondheid in het bedrijfsleven. Het uitgangspunt is dat bedrijven meer moeten investeren in een gezondheidsbeleid. De partners beschouwen dit als een belangrijk uitgangspunt: naast werkbaar werk, maakt gezondheid immers het fundament uit van het werkvermogen van de werknemers.
  • De BBvAG: De Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren speelt een prominente rol in de verdediging van de beroepsbelangen van de arbeidsartsen.
  • De VVVB: de Vlaamse Vereniging van Verpleegkundigen in de Bedrijfsgezondheidszorg is de vereniging van en voor alle verpleegkundigen die werkzaam zijn binnen de verschillende disciplines voor preventie en bescherming op het werk.
  • Prebes: is het kenniscentrum inzake welzijn en preventie gericht op de interne preventieadviseurs. De organisatie stimuleert de verdere ontwikkeling van deze PA’s door het organiseren van bijscholings-en netwerkevents (Prenne), opleidingen en provinciale activiteiten. De EDPB werken regelmatig mee aan de inhoudelijke invulling van deze activiteiten.

Published on 16 juli 2020/ Categorized under: